Hallo,
Het Suwalki merengebied - dé trekpleister voor watersporters
- wordt mijn eerste kennismaking met Polen. Met een strakke
wind, deze keer schuin in de rug, komt er dagelijks zo een
150 à 200 km bij op mijn tellertje, met andere woorden
er wordt flink wat afgefietst.
Niet geklaagd want ik heb het natuurlijk op voorhand geweten:
vrij als een vogeltje door de ongerepte natuur op de trappers
gaan staan, das nu eenmaal mijn "vakantiejob"
dit jaar.
Uitgestrekte weidelandschappen en meren wisselen elkaar af
in de provincie Pomeren. In het rustigeTorun aan de schilderachtige
oevers van de Wisla stond de wieg van één van
de bekendste Polen: Nicolaus Copernicus. Dank zij hem weten
we dat onze aardbol rond de zon draait.
Een laagland met kastelen en hier en daar een landgoed verspreid
over verschillende dorpen brengt mij naar "Groot Polen".
"Wielkopolska" zo noemt de bakermat van de Poolse
Staat met Gniezno en Poznan als belangrijkste steden.
De Oude Markt van Poznan bruist en zijn inwoners, bekend om
hun ijver en plichtsgetrouwheid, genieten van het zonnetje.
Op de overvolle terrassen bekijken toeristen de kunstwerkjes
die ze op de kop hebben kunnen tikken bij de talrijke kunstenaars
op het marktplein. Apetrots zijn de inwoners op hun renaissanceraadhuis,
en dat mag wel ook want het is een echt pronkstuk. Dé
toeristische attractie is de klokkentoren waaruit elke dag
om 12 uur twee geiten te voorschijn komen en elkaar 12 keer
op de horens nemen.
Het vrome Polen roept bij mij nu niet meteen het beeld van
de Spaanse costas op maar, voor een halve Viking zoals ik
na mijn talloze omzwervingen in Noord-Europa, ligt Polen wel
héél zuidelijk. Ik word in mijn gevoel gesterkt
door de alsmaar feller schijnende zon, de Poolse machos
met gebruinde borstkast jawel, ze bestaan! - en de
roekeloze chauffeurs. Geef toe, Italië moet er niet voor
onderdoen. Wie er anders over denkt moet maar eens rond kijken
naar de affiches van onze paus die overal het straatbeeld
sieren of wegdromen met de zuiderse klanken van Radio Vaticaan.
Glooiende
heuvels, bossen met metersdikke stammen, meren en uitgestrekte
velden vol wiegende korenhalmen: ik fiets door het laaggebergte
van Silezië en kom in de provinciehoofdstad Wroclaw aan.
Net zoals Poznan werd ook Wroclaw in de as gelegd, maar de
vele restauratiewerken hebben ook hier een prachtig stadscentrum
opgeleverd.
Via het uitzonderlijk mooie Klodzko-dal gaat mijn weg richting
Bohemen in Tsjechië. Ik heb de laatste 11 dagen meer
dan 1500 km bijeengefietst in soms meer dan 30 graden, dus
ben ik aan broodnodige rust toe. Een goede ideetje is dan
ook een bezoek aan de Tsjechische hoofdstad, "de stad
met de honderd torens": Praag.
Over deze "gouden" stad zijn hele boeken geschreven
dus Praag in een paar zinnen beschrijven is dan ook een onmogelijke
taak.
Het
prachtige weer vergroot de sprookjesachtige sfeer als ik over
de belangrijkste brug van Praag kuier. De Karelsbrug, versierd
met talrijke beelden, overspant al eeuwen de Moldau. De grappigste
anekdote komt wel uit de geschiedenis van deze beroemde brug.
Volgens de overlevering ging dat zo: toen men besliste een
steviger versie te bouwen in de plaats van het smalle houten
bruggetje een klein stukje verder stroomafwaarts, stak men
de koppen bij elkaar. Deze brug moest stevig zijn, vonden
de trotse bouwheren en ze beslisten dan ook om niets minder
dan honinglikeur en eieren aan de mortel toe te voegen om
die zo beresterk te maken. De kippen van Praag konden het
karwij natuurlijk in hun eentje niet geklaard krijgen dus
moesten de Boheemse en Moravische steden ook hun steentje,
zeg maar "eitje" bijdragen. Maar daar kwamen misverstanden
van. Sommige steden dachten dat de Pragenaren honger leden
en stuurden ook kaas en kwark en één stadje
wou dat de eitjes dan ook heelhuids op de ontbijttafel aankwamen.
Om te beletten dat ze allemaal braken bij het transport werden
de eitjes allemaal
gekookt!
En sterk dat die brug is!
|